De vrouw van Albert ten Klooster heeft het nooit willen geloven, dat ze bovenop de resten van een oud klooster woonde, maar vorig jaar is de twijfel bij haar verdwenen. Ten Klooster moest de palen van de hooiberg verplaatsen en dat betekende gaten graven. Op een halve meter diepte stuitte hij op een stevig muurtje van robuuste, heel oude ‘moppen’, welke zelfs zijn echtgenote konden overtuigen, dat er hier vroeger toch werkelijk iets aan de hand was geweest. Dit simpele voorval toont aan met hoeveel nevels het verleden op deze plaats omhuld is.


Albert ten Klooster met gevonden kloostermoppen in zijn tuin

Albert ten Klooster bij de hooiberg achter zijn boederij op de plek waar hij vorig jaar nog een heel stuk kloostermuur onder de grond vond.


Om dit vaag-historische praatje verder te kunnen volgen, dient u in gedachten met me mee te gaan naar de buurtschap Zwartewatersklooster, welke slechts door heel weinigen uit deze contreien zonder nadere aanwijzing gevonden zou worden. De burgemeester van Hasselt vertrouwde me zelfs toe, dat hij er nog nimmer was geweest, hoewel het gehucht niet verder dan vijf kilometer van zijn raadhuis ligt. Hieraan dient, ter vermijding van misverstand te worden toegevoegd dat Zwartewatersklooster, door de bewoners algemeen ’t Klooster genoemd, administratief niets met Hasselt maar alles met Zwartsluis te maken heeft, al kerken en winkelen de mensen dan ook in eerstgenoemd stadje.  
 
’t Klooster ligt ongeveer anderhalve kilometer ten oosten van de weg Hasselt-Zwartsluis en het gehucht is alleen via een smal , kronkelig gatenpad te bereiken. Het bestaat uit vijftien boerderijen, twee eendenkooien en een wonderlijk kerkhofje, waar men op om en bij de helft van de grafstenen de namen Ten Klooster en Kloosterziel vindt. 

Klooster

Die twee namen vormen een concrete herinneren aan de tijd, dat het leven in deze streek beheerst werd door een nonnenklooster. Er is niet veel van bekend, maar in het rijksarchief in de Zwolse Sassenpoort heb ik er toch het een en ander over kunnen lezen, al bleef het vaag. Omstreeks 1233 werd het gesticht door de Utrechtse bisschop Willebrand. Deze daad was te beschouwen als een soort eerbetoon ten opzichte van zijn voorganger Otto II, die in de Overijsselse venen al vechtend om het leven kwam. Bisschop Otto had het herhaaldelijk met plaatselijke potentaatjes uit het noorden des lands aan de stok en een van zijn voornaamste tegenstanders was Rudolf van Coevorden, die in de bloeddorstige slag bij Ane met zijn Drentse vechters een woeste overwinning behaalde. Otto en vele van zijn adellijke vrienden sneuvelden, maar enkele jaren later nam bisschop Willebrand wraak en de Rudolf uit Coevorden werd zo in het nauw gedreven, dat hij onder meer moest beloven zijn medewerking te verlenen aan de stichting van een klooster dicht bij het Zwartewater. Mariënberg kwam deze abdij officieel te heten, maar er is geen mens in de huidige buurtschap te vinden, die deze naam ooit vernam.
 
In de volksmond praatte men ook vroeger al over Zwartewatersklooster. Vijfentwintig nonnen van de Benedictijner orde kwamen er te wonen en hoewel de berichten niet helemaal duidelijk zijn, meen ik, dat er in een bijgebouw een proost en enige monniken huisden. Het werd een vermaarde abdij, rijk door haar bezittingen in Rouveen, Mastenbroek en verder weg en geroemd vanwege de vroomheid van haar nonnen, die in volkomen isolement God eer bewezen door meditatie en gebed.
 
Helaas werd de religieuze gesteldheid er in de loop der jaren niet beter op en het heet dan ook, dat de zusters haar geestelijke roeping vergaten en meer de genoegens der wereld zochten. En zo bevonden zich halfweg de 15e eeuw in Zwartewatersklooster enige maagden, zo staat te lezen, wie de toenemende verbastering der zeden een doorn in het oog scheen te zijn. Verlangend naar een strenge levenswijs en geschokt door het feit, dat haar ‘bijenkorf der zielen in een eksternest veranderd werd’, besloten zij de onzedelijk geworden plaats te verlaten en elders een ‘andere vergadering naar den regel van den Heilige Benedictus op te richten’. Wat er precies aan de hand is geweest kon ik niet vinden in de archiefstukken, maar de ‘verbastering der zeden’ scheen samen te hangen met het steeds veelvuldiger bezoek van ‘vrienden en wereldse lieden’.
 
Ondanks de zedelijke misère en het vertrek van de besten onder de nonnen was het klooster in de 16e eeuw nog altijd een van de rijkste van Overijssel. Toen de 80-jarige oorlog echter begon, was het afgelopen met deze abdij. In deze tijd van onrust stroopten benden het land af en de nonnen achtten het wijzer naar het maagdenklooster in Hasselt te vluchten. Dat gebeurde in 1580. Het stevige grijze bouwwerk werd aan zijn lot overgelaten, waarmee het een prooi werd van ongure lieden, die er alles uithaalden wat nog enige waarde had. Daarom kan het misschien ook zijn, dat er weinig anders in de grond is teruggevonden dan wat muurfragmenten. Een kwarteeuw geleden ontdekte een van de vele Ten Kloosters een kruikje, maar dat was dan ook een uitzondering.

Buurtschap

Het klooster werd een ruïne en op de restanten en met gebruikmaking van wat stukken muur werden er vijf boerderijen neergezet. Maar ook die konden de tand des tijds niet weerstaan. De oudste boerderijen van nu zijn gebouwd omstreeks 1785 en er is in de muren geen enkel fragment van de eens zo roemruchte abdij meer terug te vinden. De herinneringen daaraan liggen onder de grond. De boeren stuiten soms op wat oude moppen en niet zo lang geleden kwamen een paar jongens met de tijding thuis, dat ze vlak naar het kerkhofje een ganse kelder gevonden hadden.
 
De buurtschap ’t Klooster bestaat nu uit vijftien boerderijen, waarvan er vijf op een plukje bijeen staan zo ongeveer op de plek, waar eens de nonnen van de Benedictijner orde leefden. Het is er nog een plaats, waar je zonder vel moeite de wereld rondom vergeten kan, al komt de bakker er tegenwoordig elke dag en de groenteboer één keer in de week. Niettemin is er vergeleken bij enkele tientallen jaren geleden al heel wat veranderd. Albert ten Klooster, nu veertig, maakte voor zover zijn herinnering gaat, in zijn jeugd geen enkele winter mee, dat het water niet rond de buurtschap stond en hij met een punter naar de dijk aan het Zwarte Water moest om zo naar de school in Hasselt te komen. Dat begon in de vroege winter en achter in april was het vaak nog wel. Sinds de gemalen verbeterd zijn, is de watermisère achter de rug en nu dit eenzame en vrijwel ongekende gehuchtje sinds kort elektriciteit en telefoon heeft, schijnt er radicaal met het verleden gebroken. En toch bleek er nog iets over, dat een eigen sfeer en traditie heeft: het kerkhofje op de zandbult vlak bij de vijf boerderijen. Een bescheiden stille rustplaats waarvan de geschiedenis waarschijnlijk teruggaat tot de dagen van het nonnenklooster. 

Kerkhof

Het is op deze plaats, dat de binding met het verleden weer duidelijk wordt, al is de oudste grafzerk dan ook van Albert ten Klooster, geboren in 1796 en echtgenoot van Griet Kloosterziel, een voorvader van de Albert, die me hier rondleidde. Bij de ‘Olde Berend’ ten Klooster, een overbuurman van Albert, ligt het register van de bijzondere begraafplaats Zwartewatersklooster, waar de namen in staan van al degenen die hier sinds het begin van de vorige week een laatste rustplaats vonden.
 
Noch de kerken, noch Zwartsluis en Hasselt hebben enige zeggenschap over dit kerkhof. Het is een gekozen bestuur van drie dat de zaken regelt: ‘Olde Berend’ ten Klooster uit Zwartewatersklooster, Gerrit Aalvanger uit Cellemuiden aan de overkant van het Zwartewater en Gerrit ten Klooster uit de buurtschap ten Velde, welke aan de weg Hasselt-Zwartsluis ligt. Zij zijn de vertegenwoordigers van de drie gehuchten ,waarvan de bewoners volgens ongeschreven (?) traditie recht hebben op dit kerkhof begraven te worden. Een kleine vijftig gezinnen altegader.
 
Zij die hun geboorteplaats in de steek laten kunnen voor fl. 20,00 toch het begraafrecht behouden. En wanneer ik in dit verband ter documentatie enkele nuchtere cijfers vermeld, dient het vermelding dat Albert ten Klooster en de zoon van ‘Olde Berend’ ieder per jaar fl. 37,50 ontvangen voor de zorgen, welke ze aan het kerkhof besteden: heg snoeien, paden onderhouden en de verdere werkzaamheden.
 
En hiermee is dan het voornaamste gezegd over het in onze dagen welvarende gehucht Zwartewatersklooster, een nu vrijwel onbekend oord, maar eens de plaats waar een der befaamdste kloosters van Overijssel stond.

 

     
Naar boven