Begraafplaatsen onderhouden. Nou niet direct het populairste karwei in Nederland, maar Johannes en Berend ten Klooster uit Zwartewatersklooster doen het graag. Immers, de begraafplaats in deze kleine boerengemeenschap onder de rook van Zwartsluis herbergt de verre voorvaderen van de bewoners van Zwartewatersklooster, De Velde, Het Kievitsnest, de oude buurtschap De Nadorst en Roebolligehoek (Cellemuiden). De grafzerken op de begraafplaats tonen namen als Aalvanger, Van de Velde en Ten Klooster, families die zich vanuit hier verder (veelal over het Zwartewatergebied) verspreid hebben.


Berend ten Klooster met zijn vader

Aan het woord is Berend ten Klooster, rechts op de foto. Op deze oudere foto uit circa 1950 staat hij samen met zijn vader (kleine Berend) voor de eendenkooi. Beide waren kooiker in ’t klooster.


Burenplicht is een in Zwartewatersklooster nog lang niet vergeten woord: een overledene wordt ten grave gedragen door de mannen van de gemeenschap, terwijl ook het graafwerk door hen wordt verricht. Wel is de taak voor de huisvrouwen om te bedienen tijdens het condoleren overgenomen door mensen van de aula in Hasselt; daar worden de overledenen ook opgebaard. Met een ondertoon van spijt in zijn stem vertelt Berend dat men tot in de jaren zestig de traditie van het opbaren in eigen huis nog in ere hield. Het register van de begraafplaats begint bij 1827 toen Jan Albers ten Klooster begraven werd. Uit het register blijkt, dat veel jonge kinderen en baby’s in de negentiende eeuw vroeg stierven. Berend ten Klooster: “Dat zal door de plaag van die tijd, de tuberculose gekomen zijn. Die kwaal vond hier, in deze vochtige omstreken, natuurlijk extra voeding”. Overigens zijn er natuurlijk ook voor 1827 wel begrafenissen geweest. “Maar daar hebben we helaas geen register van. Omdat er vaak ook geen nummerpaaltjes of grafzerken staan van voor die tijd, zijn we bij de graafwerkzaamheden natuurlijk extra voorzichtig”, aldus Berend ten Klooster.

Zwartewatersklooster, de naam zegt het al: vroeger moet hier een klooster geweest zijn. “En daar komen nog wel eens bezoekers naar kijken. Maar er is echt geen steen meer over van dat ding”, zo ontzenuwt Berend ten Klooster vaak romantische denkbeelden van bezoekers. De veehouder (Beernt van Kleine Beernt uut Klooster voor bekenden) moet niets hebben van die drukte en nieuwsgierige bezoeker”: Ze verstoren onze eendenkooi en versperren met hun auto’s vaak de weg”.

Eendenkooiker, een eeuwenoud beroep dat door ‘Beernt’ met veel plezier wordt uitgeoefend. De waterrijke en zeer rustige omgeving van Zwartewatersklooster leent zich daar nog uitstekend voor. “Maar dan moet het wel rustig blijven”, merkt de bedachtzame veehouder op. Berend ten Klooster lijkt wars van drukte, maar ook van overhaaste nieuwe snufjes in zijn veehoudersbedrijf: hij is er één van de oude stempel, liefde voor de dieren en beslist geen massaproductie. Berend ten Klooster lijkt de verpersoonlijking van een uitspraak van een Steenwijker gemeentepoliticus (en ex-perschef van Sicco Mansholt): “Boer zijn is niet alleen een beroep, maar ook een levenswijze”. Over zijn vader zegt Berend: “Menigeen had, als een pink klein bleef, goed de pest in, maar mijn vader zei dan: ‘wat zal ik blij zijn als ik die op een dag nog eens kan melken’.” Over de geschiedenis van Zwartewatersklooster kan Berend ten Klooster, wiens voorouders hier eeuwenlang het boerenbedrijf en de eendenkooikerij beoefenden, veel vertellen. Maar niet veel over veranderingen, want behalve bemaling is in Zwartewatersklooster alles bij het oude gebleven. “Houen zo”, meent Berend ten Klooster.

     
Naar boven