De geschiedenis van Zwartewatersklooster is uiteraard nauw verbonden met de geschiedenis van de streek. Het was in en rondom ’t Klooster waar de voorvaderlijke Ten Kloosters woonden, waar ze het boerenbedrijf uitoefenden en waar hun eendenkooien gelegen waren. Van daaruit verspreidden ze zich. Al hoewel … Tot op de dag van vandaag wonen de meeste Ten Kloosters nog steeds in de buurt van de oude bakermat. In 2007 waren er 620 naamdragers Ten Klooster. 47% daarvan woonde in de gemeente Zwartewaterland of in één van de direct omringende gemeenten [204].

Kaart Topografische ondergrond Schrier

De streek waarin Zwartewatersklooster ligt wordt begrensd door het Zwarte Water ten westen, het Meppelerdiep en de Reest ten Noorden en de oude grenzen van de marken Staphorst, IJhorst, De Rute, Genne, Streukel en Hasselt. [Schrier, 1975]


De streek rondom Zwartewatersklooster maakt onderdeel uit van het zogenaamde ‘oerstroomdal van de Vecht’. Dit dal is ontstaan tijdens de voorlaatste ijstijd, waarin een groot deel van noordelijk Nederland met ijs was bedekt. Gedurende een langere periode lag het ijsfront een paar kilometer ten noorden van de huidige Vecht. De enorme hoeveelheden smeltwater stroomden naar het westen waardoor een breed dal werd gevormd dat doorloopt tot in de huidige Noordzee. Zo’n 10.000 jaar geleden werd het klimaat warmer en vochtiger en er ontwikkelde zich een dik pak aan vegetatie. Als gevolg van het afsmelten van de ijskappen steeg de zeespiegel, en daardoor ook het grondwaterpeil. In het relatief laag gelegen gebied van het oerstroomdal ontstonden moerassen waarin zich dikke lagen veen ontwikkelden. Zo ontstond het natuurlijke landschap waar een uitgestrekt veengebied ingeklemd lag tussen de oeverwallen en rivierduinen van de Reest, het Zwarte Water en de Vecht.

Woeste gronden

In de prehistorie was deze streek niet bepaald een aantrekkelijk gebied. Een woestenij was het, die bestond uit veenmoerassen, oerbossen en kreupelhout. Een natte boel die niet geschikt was voor bewoning. De eerste vaste bewoners (aan het eind van de Steentijd circa 2.000 v. Chr.) bouwden eenvoudige hutten op de hoger gelegen gebieden aan de oevers van het Zwarte Water en op de rivierduinen van de Reest. Op die plaatsen was voldoende variatie aan flora en fauna om een schamel bestaan op te bouwen. Het bood de mogelijkheid plantaardig voedsel te verzamelen en op wild te jagen, maar bovenal waren de eerste bewoners waarschijnlijk vissers, die leefden van de zoetwatervissen van de rivier.

Lang bleef het stroomgebied van het Zwarte Water zeer dunbevolkt. Aan het begin van onze jaartelling mondde het rivierwater nog uit in een merengebied dat de Romeinen Lacus Flevo (Flevomeer) noemden. In de Middeleeuwen stond het bekend als het Almere.  De kansen op een redelijk bestaan verbeterden toen omstreeks 500-750 na Chr. de IJssel en het Almere vruchtbare klei aanvoerden waardoor het land beter geschikt werd voor landbouw. Na 800 zijn vermoedelijk op oeverwallen en rivierduinen de eerste woonkernen van Genemuiden en Hasselt ontstaan. Het is zeer goed mogelijk dat de bewoners van de oeverwallen in die periode ook al begonnen zijn met de ontginning van het veen in het binnenland. Dat zal zeker tot wateroverlast hebben geleid die men met de methoden van die tijd maar nauwelijks het hoofd kon bieden [205]. Pas in de 12e is de ontginning van het grondgebied van Rouveen, Staphort en IJhorst vanuit het Zwarte Water op gang gekomen. De geschiedenis van de streek wordt verder beheerst door twee zaken die beide ongeveer 800 jaar geleden plaatsvonden: het begin van de ontginning van het veen en de stichting van het Zwartewatersklooster.

Ontginning van het veen

In de 12e eeuw gaven de bisschoppen van Utrecht stukken woeste grond ter ontginning uit aan boeren die hiervoor ‘tins’ moesten betalen, een belasting van een tiende op de vruchtopbrengst. Vanaf de 10e eeuw kwamen veel Friese kolonisten naar de streek. Dat weten we omdat bepaalde Friese woorden terecht gekomen zijn in het streekgebonden dialect rondom Staphorst en Rouveen [206]. De oevervallen van het Zwarte Water en het Meppelerdiep werden als basis gebruikt voor de ontginning van het laagveen. Men bouwde boerderijen op de kleiige ruggen langs de stromen en groef vandaar sloten het veen in. Daarbij had men ook het ‘recht van opstrek’. De eigenaar van de grond kon in de lengterichting verder ontginnen. Met andere woorden de achtergrens van een te ontginnen perceel was niet vooraf bepaald; men eindigde pas als men op natuurlijk water of een ander ontgonnen kavel stuitte. Dit ‘slagenlandschap’ is typerend voor de streek en tot op de dag van vandaag nog goed te zien.


Aerophoto-Zwartewatersklooster-1

De Olde Maten, 6 juni 2015. Het laagveengebied Olde Maten vormt het meest westelijke gedeelte van het slagenlandschap van het Staphorsterveld. Zwartewatersklooster ligt linksboven op de foto. [Foto: www.aerophoto-schiphol.nl].


Aerophoto-Zwartewatersklooster-2

De Olde Maten, 6 juni 2015. Zwartewatersklooster ligt verscholen in het bosje boven in het midden op de foto. Het Zwarte Water slingert zich op de achtergrond door het landschap.  [Foto: www.aerophoto-schiphol.nl].

Bij Staphorst en Rouveen verdeelde men het land in acht brede stroken of ‘slagen’, die verder werden onderverdeeld in percelen met een breedte van 30 roeden, ongeveer 125 meter. Dicht bij de boerderijen lagen de akkers, terwijl men de gronden langs de waterlopen als weiland en hooiland gebruikte. Ten oosten van de akkers lag het nog niet ontgonnen veen. Door de ontwatering en door het landbouwkundig gebruik ging het veen echter inklinken. De bodem daalde ongeveer een centimeter per jaar [207] en de boeren kregen te maken met vernatting van hun land. Akkerbouw was al gauw niet meer mogelijk. Men besloot daarom verder het veen in te trekken om daar opnieuw akkers aan te leggen. Ook die boerderijen werden in een strook ten oosten van de oude bewoningsas gebouwd. Dit proces herhaalde zich nog tweemaal, tot de dorpen Staphorst en Rouveen uiteindelijk in 1641 op hun huidige plaats terecht kwamen [208].


Kaart TMK 1850 Ontginning

De slagen en de strookvormige percelen bij Staphorst en Rouveen, zoals weergegeven op de Topgraphisch en Militaire Kaart uit omstreeks 1850. In verschillende stappen zijn de dorpen verplaatst van de oevers van het Zwarte Water en het Meppelerdiep naar hun huidige ligging. Doordat de dorpsgebieden naar het oosten toe smaller werden, moesten ook de percelen steeds smaller worden gemaakt. De slag die aan het Zwartewatersklooster grenst, heet toepasselijk de ‘Munnikenslag’.

Buurschappen en Marken

Al voor de stichting van het Zwartewatersklooster waren er kleine nederzettingen in het veen. We weten dit, omdat bij de stichting in 1233 een aantal hoeven werden geschonken aan het nieuwe klooster. Deze boerderijen in de directe omgeving vormden tezamen een boer- of buurschap, zoals er in die tijd vele bestonden in Salland. Buurschappen ontstonden op de best bewoonbare plaatsen en waren omringd door akkerlanden en ‘meenten’ die door de buren gemeenschappelijk werden gebruikt. Vanaf het begin van de 13e eeuw is er sprake van toenemende welvaart en bevolkingsgroei. Als gevolg daarvan komt ook de beschikbare cultuurgrond onder druk te staan. De informele buurschappen begonnen zich te organiseren in marken met een officieel bestuur aan het hoofd. De ‘eigenerfden’, namelijk de boeren die hun erf in eigen bezit hadden, kregen elk een vast aandeel of waardeel in de gemeenschappelijke grond. Dat betekende bijvoorbeeld dat een ‘eigenerfde’ het recht had om een aantal stuks vee te laten grazen op de meente. Hoe meer waardelen iemand bezat, des te meer invloed had hij tijdens vergaderingen van ‘aandeelhouders’ of ‘erfgenamen’. Hier werden besluiten genomen ten aanzien van het gebruik van onverdeelde grond, het beheer van wegen, de waterhuishouding, etc. Gelet op de bezittingen van het klooster is het aannemelijk dat de proost van het Zwartewatersklooster een grote stem had in deze aangelegenheden.

De oude buurschappen waren nog enclaves in het land; niet alle grond was opgedeeld, maar met de komst van de marken ontstonden afgebakende grenzen waarmee het volledige bodemoppervlak van de streek werd ingedeeld. De marken zijn een typisch Oost-Nederlands fenomeen. In het Westen van het land kwamen ze niet van de grond door een stevige greep van de landsheer op het onontgonnen areaal, dat hijzelf in pacht uitgaf aan boeren. In het Oosten wisten de bewoners meer vat te houden op hun woeste gronden. Bij ontginning viel de landsheer hier "slechts" een tiende van de grond ten deel.

De meeste marken zijn ontstaan vanuit de behoefte om een gezamenlijk bestuur te vormen over de onverdeelde gronden in een gebied waar de eigenaren van de hoeven aanspraak op maakten. Dat is voor de marken van Staphorst en Rouveen echter niet het geval. Van het begin of aan waren hier nauwelijks onverdeelde gronden [209], omdat de percelen via het recht van opstrek onder de ‘eigenerfden’ waren verdeeld. Dit verklaart waarom de marken in het gebied zulke rechtgetrokken grenzen hebben. De grens volgde simpelweg de getrokken slagen van de ontginningen.

Hoogschoutambt Hasselt

Met het ontstaan van de marken werd het openbaar bestuur van ‘onderop’ georganiseerd waarbij de vrije boeren relatief veel autonomie hadden. Tegelijkertijd kende Overijssel een bestuurlijke indeling die van hogerhand was opgelegd. Door de eeuwen heen had de bisschop van Utrecht grote delen van wat nu Overijssel is in leen gekregen van de Duitse keizer. Dit gebied viel uiteen in drie bestuurlijke eenheden, drostambten genaamd, namelijk Twente, Salland en het land van Vollenhove. In deze gebieden liet de bisschop zich vertegenwoordigen door zogenaamd drosten, die zich op hun beurt lieten vertegenwoordigen door schouten of richters. Zo waren de drostambten onderverdeeld in schoutambten. Het gebied van een schoutambt kwam in de regel overeen met dat van de kerspel, de middeleeuwse benaming voor kerkgemeente of parochie. Kerspelen ontstonden in de 11e eeuw als onderverdeling van de kerkelijke organisatie van het bisdom. Toentertijd bestond er een onderscheid tussen wereldlijke rechtspraak en kerkelijke rechtspraak. Over wereldlijke zaken maakte de schout de dienst uit. Zijn takenpakket bestond onder meer uit handhaving van de rechtsorde, maar de schout had ook taken die tegenwoordig door een burgemeester, notaris of ambtenaar van de burgerlijke stand worden uitgeoefend.


Hasselt

Hasselt aan het Zwarte Water [Foto: Historische Vereniging Hasselt]


Zwartewatersklooster maakte onderdeel uit van het hoogschoutambt Hasselt. Naast het stadsgericht Hasselt bestond dit uit twee delen, namelijk Hasselterambt als oostelijk deel en Hasselterkerspel als westelijk deel. Hasselterambt bestond uit de buurschappen of marken IJhorst, Staphorst en Rouveen. Toen de onderschouten van deze marken de titel van schout gingen voeren, bedacht de schout voor zichzelf de titel van hoogschout [210]. Zwartewatersklooster maakte onderdeel uit van Hasselterkerspel.

In de tijd van de Franse overheersing wijzigde de bestuurlijke indeling van Overijssel verschillende malen. Overijssel maakte achtereenvolgens onderdeel uit van de Bataafse Republiek (1795-1801), het Bataafs Gemenbest (1801-1806), het Koninkrijk Holland (1806-1810), dat na een aantal jaren werd ingelijfd in het Franse keizerrijk (1810-1813). Uit deze tijd stamt het ontstaan van de term gemeente of municipaliteit. Het land werd ingedeeld naar Frans voorbeeld. Dat betekende dat het hele gebied van de oude Republiek der Nederlanden werd ingedeeld in departementen, arrondissementen, kantons en communes. Overijssel kreeg de mooie Franse naam: Bouches-de-l'Yssel, vertaald "Monden van den IJssel".

Per keizerlijk decreet van 21 oktober 1811 werd Overijssel als departement ingesteld met als arrondissementen: Zwolle, Deventer en Almelo. Het arrondissement Zwolle bestond uit de kantons Hasselt, Steenwijk, Vollenhove, Kampen en Zwolle. Het hoogschoutambt Hasselt ging op in dit nieuwe bestuurlijke bestel. Zo ging het kanton Hasselt bestaan uit de gemeenten: Hasselt, Staphorst, Zwartsluis en Zwollekerspel. Aan het hoofd van de gemeente stond de "maire", de burgemeester, die echter nog vaak werd aangeduid als schout.

Na het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden werd er in 1818 een nieuwe gemeentelijke indeling gemaakt, maar er wijzigde niet veel. Men handhaafde het onderscheid tussen de steden en het omliggende platteland. Dit verklaart waarom er gemeenten bestonden als Steenwijk en Steenwijkerwold, Stad Vollenhove en Ambt Vollenhove en Zwolle en Zwollekerspel. Voor Zwartewatersklooster betekende het echter dat het werd afgescheiden van de gemeente Hasselt om te worden toebedeeld aan de gemeente Zwartsluis. Sindsdien zijn er meer gemeentelijke herindelingen geweest, waaronder die in 1967 waarbij de gemeente Zwollekerspel werd opgeheven. Zwartewatersklooster bleef echter bij Zwartsluis horen tot aan 1 januari 2001. Toen vond de laatste gemeentelijke herindeling plaats waarbij de gemeenten Hasselt, Zwartsluis en Genemuiden werden samengevoegd tot de gemeente Zwartewatersland.

Kaart gemeente Zwartewaterland 2015

Gemeente Zwartewaterland. Klik op de kaart om te vergroten (de kaart wordt geopend als PDF).

     
Naar boven